Controversieel Strijden - 4
Strijden Vanuit Een Instelling


Maar wees afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen; gij weet immers, dat zij twisten teweegbrengen; en een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig, met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield." (2Tim.2:23-26 ).

In het vorig artikel bekeken we de drie eerste aspecten aangaande de instelling van hen die verbetering willen brengen aan hen die zich verzetten. Deze waren vriendelijkheid, bekwaamheid om te onderwijzen  en geduld.

Als vierde punt is nederigheid of ootmoedigheid noodwendig. (De NBG vertaling gebruikt het woord zachtmoedigheid). Zachtmoedigheid is een aspect van de vruchten van de Geest zoals aangehaald in Galaten 5:23. Het is geen zwakheid, maar het komt voort uit een leven dat zich volledig heeft overgege-ven aan de wil van God. Zij die het in eigen kracht willen doen en hun eigen doelen nastreven zijn niet zachtmoedig maar wel voortdurend zenuwachtig, arrogant, agressief en vijandig gezind. Jona is het beste voorbeeld. Paulus voor zijn bekering was ook zo'n man, en de Here beschreef hem als iemand die het zwaar valt tegen de prikkels achteruit te slaan (Hand.26:14). 

De zachtmoedigen erkennen hun zwakheid, zijn verbroken voor Hem en zijn tot een punt gekomen van volledige overgave aan de Here. Zij hoeven niets te bewijzen maar zijn eenvoudige instrumenten in de handen van de Almachtige. Zachtmoedigheid begint bij het besef van God's genade aan ons en een erkenning van het feit dat Hij ons slechts door Zijn gratie heeft gered en bewaart. “Herinner hen eraan…geen lastertaal uiten, niet twisten, vriendelijk zijn en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen. Want vroeger waren ook wij verdwaald, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende." (Titus 3:1-3 ).

Ten tweede komt zachtmoedigheid voort door het besef van onze eigen fouten en mogelijke zonde en kwaad. De arrogante dwarsdrijvers handelen alsof ze zelf nooit fouten maken en alsof zij alle Waarheid bezitten. “Broeders, zelf indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen….Want indien iemand zich verbeeldt, dat hij iets is, en het niet is, dan vergist hij zich zeer." (Galaten6:1,3 ).

Ten derde, zachtmoedigheid is het resultaat van erkennen dat we de gezindheid, de theologie en de instelling van andere mensen niet kunnen veranderen. Alleen God is hiertoe in staat (met medewerking van het individu). Wanneer we onszelf begoochelen en in vol vertrouwen denken dat we de woordenstrijd kunnen winnen, kunnen bewijzen hoezeer de andere verkeerd is en hem ertoe kunnen aanzetten om zijn denken te veranderen - zijn we in onze arrogantie ver van ootmoedig. Dit is typisch voor de pestkop van de school, die de arm van zijn tegenstander op diens rug wringt, zodat hij gedwongen wordt zich over te geven. Echtgenoten doen hetzelfde in het huwelijk omdat hun niet geleerd werd dat er op de aarde niemand is die het hart, de geest of de mening van iemand anders kan veranderen. Alleen God heeft die macht. 

Zij die de Waarheid bekampen zijn in “ de strik des duivels, die hen gevangen hield." (2Tim.2:26). Ze zijn niet vrij om te kiezen voor verandering van hun denken, maar gevangen in een web van bedrog, leugens en kwaad. (Hoe dat ze daar zijn gekomen is een ander verhaal). Volgens de Bijbel zijn ze gevangengezet en gebonden. Zich opwinden over zulke mensen is tijdverspilling; ze hebben hun vrijheid verkocht voor opportuniteit, populariteit en geld. Ze kunnen enkel door het ingrijpen van God veranderen. Als we dat begrijpen moet onze houding tegenover hen veranderen van veroordeling naar medelijden en vergeving.

Waarom debatteerde Jezus niet met Pilatus? Natuurlijk kan Hij Zijn onschuld bewijzen en de onwettigheid van de terechtstelling. Toch zei Hij niets. De sleutel daarvoor ligt in Jezus’ woorden tot Pilatus: “Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware"(Joh.19:11). Jezus zag waar de echte macht lag. Zij die mensen bekampen hebben vergeten dat “want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten." (Efe.6:12).

Dit wil niet zeggen dat we rustig moeten afwachten en zien hoe de dingen lopen. De Here gebruikt men-sen als Zijn medearbeiders. Sommigen om te planten, anderen om water te geven maar de Here geeft de groei - en niets zal gebeuren in de levens van mensen tenzij Hij het geeft. “Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan; als de Here de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter." (Psalm 127:1).

In onze omgang met  hen die in overtreding leven dienen we een klare, logische en Bijbelse reden te geven voor de Waarheid. We moeten onderlegde arbeiders zijn die het Woord correct verspreiden. Maar de rest is voor de Here… “…Het kon zijn, dat God hun gaf tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield."(2Tim. 2:25).

We kunnen niet eisen dat God hen bevrijdt of dat hij ons gebed verhoort en het zaad doet ontkiemen. Paulus zegt "het kon zijn", daarmee aanduidend dat het volledig bij God ligt. Nadat we het zaad hebben gezaaid moeten we de rest aan Hem overlaten. Hij moet hen berouwvol maken. Eens ze berouw tonen zullen ze de waarheid kennen. Eenmaal dat ze de waarheid kennen dienen ze tot bezinning te komen en te ontsnappen uit de val van de duivel. Jammer dat velen de waarheid leren kennen maar er voor kiezen in de strik van de duivel te blijven, om dezelfde redenen waarom ze er voordien al in zaten.

Aldus hebben we drie mensen in het vergelijk: De spreker der Waarheid, God en het individu dat leeft in het kwaad. Zelfs al doen de eerste twee alles wat mogelijk is, de man die aldus leeft kan er toch nog voor kiezen gebonden te blijven. De spreker van de waarheid is slechts een derde van de vergelijking en we dienen te aanvaarden en te verstaan dat we mensen niet kunnen sturen, manipuleren, vleien of dwingen om te veranderen.

Onze ware houding en motief komt dikwijls aan de oppervlakte wanneer mensen er voor kiezen in het kwaad te blijven leven, zelfs al hebben ze de Waarheid reeds gekregen. Enkel zij die wenen en rouwen om hen die er voor kiezen in het kwaad te blijven leven, hebben als eersten het recht om te spreken. Zij die beschuldigingen uiten, lasteren, kwaadspreken en zich gerechtvaardigd voelen, hebben geen recht van spreken.

Zullen we dan niet op het kwaad wijzen en hen die het kwaad propageren aanwijzen? Wat met Jezus die de tempel schoonveegde en zijn waarschuwingen over de Farizeeën? Ik kom in een volgend artikel hierop terug maar laat ons nu eerst onze instelling nagaan. Spreken we vanuit een hart dat gebroken is, nederig, liefdevol, uit ontferming en medelijden of vanuit trots en meerderwaardigheid - "O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tolenaar." (Luc.18:12).

(Wordt vervolgd)